Herberg De Pauwentuin - 1730
Foto's -> Gebouwen -> Buitenplaatsen'Gezicht van de Herberg en Pauwentuin'
Ets van Abraham Rademaker uit 'Hollands Arcadia of de vermaarde Rivier den Amstel', 1730.
Zie op de kaart, eerste foto Buitenplaatsen, de ligging onder nummer 3.
(Bron tekst uit: Amstelveen acht eeuwen geschiedenis - Groesbeek)
Vaste grond krijgen we onder de voeten door de acte van 16 juni 1636. Hierin draagt Neeltie Isaacx Ouderogh, weduwe van Laurens Jansz. Spiegel, geassisteerd met haar schoonzoons: Ed. Michael Pauw, oud schepen en de Ed. Willem Backer, regerend-schepen van Amsterdam over aan Evert Jacobsz. Sop (of Soop) 'd‘ thuijn genaempt d’Meerhuijzen’. De naam ‘Pauwentuin’ voor dit perceel komt voor het eerst voor in een acte van 15 september 1642. Op die datum draagt Evert Sop namelijk de tuijn genaempt d’Meerhuijsen (thuijn en Meerhuijzen anders geschreven - red) en nu ‘de Pauwentuijn’ over aan Jan Crijnen, spekkoper. Deze erkent in de genoemde acte aan de verkoper ƒ 10.500,- schuldig te zijn onder verband van het verkochte perceel. Maar tenslotte heeft de acte toch geen rechtsgeldigheid verkregen, want er staat bij ‘Hiervan is geen vervolch gecomen oversulcx hier geroieert’.
Sop vertrouwde de spekkoper blijkbaar niet zo erg, want hij verlangde van hem dat hij borgen zou stellen en tevens nog ‘de Pauwentuin’ hypothecair zou verbinden, hetgeen op 22 februari 1644 gebeurt. Misschien was het wantrouwen van Sop wel gerechtvaardigd, want Jan Crijnen is een maand later alweer bezig om zijn nieuw verworven bezit te verkopen. We lezen dan dat Sijbrant Hansz. Van Dieveren, schilder, al ƒ 8.000,- onder berusting van de schepenen gegeven heeft ten einde Jan Crijnen te kunnen betalen. De schilder leent verder nog ƒ 2.200,- van Mr Willem van Loon, schepen van Amsterdam, aan wie hij voor deze lening een jaarlijkse rente van ƒ 100,- toezegt (12 september 1644). Maar de schilder had blijkbaar meer verstand van schilderen dan van financieel beheer. Hij moet ‘de Pauwentuin’ drie jaar later weer van de hand doen. Pieter Vermeer bierbeschoijer te Amsterdam, vindt hij bereid er ƒ 9.950,- voor te betalen. De acte wordt 14 januari 1647 opgemaakt, maar …. weer geannuleerd.
Intussen is de heer van Loon, de hypotheekhouder, overleden en zijn weduwe eist nu executoriale verkoop van ‘de Pauwentuin’ wegens wanbetaling door de schilder. Deze vindt plaats op 25 januari 1649. Voor ƒ 7.000,- wordt nu Claes Claesz., bierbeschoijer te Amsterdam, eigenaar. De belangstelling van deze bierbeschoijers voor de tuin zou kunnen voortkomen uit de wens er een zetbaas in te zetten, die van hen zijn bieren zou betrekken. Toch wordt ‘de Pauwentuin’ in geen enkele acte uit die tijd als herberg aangeduid. Dit gebeurt ook niet in de acte, waarbij de erfgenamen van Claes Claesz., bierbeschoijer op 15 juni 1654 ‘de Pauwentuin’ weer transporteren aan Mr Dirk Visch, chirurgijn, die er slechts ƒ 5.311,- voor betaalt, hetgeen erop wijst dat de tuin (al dan niet als herberg in gebruik) er niet florissant bijstond.
Maar ook aan deze verkoop zat al weer een luchtje; zij was niet in allen dele rechtsgeldig. De erfgenamen van Claes Claesz. hadden niet veel hoop gehad, dat diens erfenis een batig saldo zou opleveren en hadden de erfenis daarom aanvaard ‘onder beneficie van inventaris’ of zoals dat nu heet ‘onder voorrecht van boedelbeschrijving’. Maar het transport van 1654 was wel gedaan door slechts enkele en niet door alle erfgenamen, vandaar dat dit op 23 mei 1661 nog eens overgedaan moest worden. Op 2 januari 1677 treffen we Jan Vis als eigenaar aan. In de acte van die datum vinden we ‘de Pauwentuin’ voor de eerste maal uitdrukkelijk ‘herberg’ genoemd. Jan Vis leent dan van Pieter Lenning ƒ 300,-. Drie jaar later is hij echter niet meer in leven. Mr Marten Vis, chirurgijn te Amsterdam, als voogd over de kinderen van wijlen Jan Vis, in leven herbergier, transporteert op 5 augustus 1680 de herberg nu voor ƒ 4.700,- aan Bernard van Berg, die twee jaar daarvoor zijn herberg ‘de Bonte Koe’ van de hand had gedaan.
Er volgt een hele verhandeling in Groesbeeks verhaal, over het feit dat Mr N. de Roever meldt dat ‘de Pauwentuin’ elders was gelegen. Na deze verhandeling gaat Groesbeek weer verder.
Gedurende ruim 80 jaar wordt dan de herberg niet verkocht. De dochter van Bernard, Maria Theresia van Bergen geheten, huwde met Ulrik Spoorenburg. Dit echtpaar liet als kinderen na Philippus Spoorenburg en Mr Bernardes Josephus Spoorenburg (die advocaat in Hare Majesteits’ Groote Raad ter Mechelen was). Beiden erfden van hun moeder de helft van ‘de Pauwentuin’. De andere helft werd door Philippus geërfd van zijn oom Joan van Bergen. Zo konden de beide Spoorenburgs het geheel op 11 februari 1761 transporteren aan Christiaen Monsen (of Momsen) en Nicolaes Harstal, voor slechts ƒ 2.925,-. Nog in hetzelfde jaar deed Christaen zijn helft aan zijn compagnon over voor ƒ 1.600,-. Het blijkt echter dat Nicolaes Harstal al vóór 12 januari 1767 is overleden. Zijn beide dochters verkopen dan ieder hun ⅓deel op 30 oktober 1775 voor het merkwaardige bedrag⅔ van 3333.6⅔ gulden aan Joseph Middendorp (voor ⅓) en Geertrui van Mook voor ⅓. Het geheel was dus getaxeerd op ƒ 10.000,-. Een nieuwe naam duikt op in 1782. Op 11 november wordt de portie van wijlen Joseph Middendorp in het huis en erve, zijnde ‘een herberg vanouts genaamt Pauwenthuijn of het huis ter Hart’, voor ƒ 5.000,- verkocht aan Johannes Engelen, die gehuwd was met Geertruij van Mook (die reeds eigenaresse was voor ⅓). Maar Johannes van Engelen kan zijn financiële verplichting niet nakomen, vandaar dat ‘de Pauwentuin’ op 7 maart 1799 bij executie wordt verkocht. Als koper treedt dan op (voor een prijs van ƒ 4.339,-) Abraham van der Naaten, weduwnaar van Jannetje Harstal (wier vader tevoren mede-eigenaar was geweest).
Bij de scheiding van Abrahams nalatenschap werd ‘de Pauwentuin’ toebedeeld aan Martinus Glasbergen (12 juli 1801) maar drie maanden later (op 22 october) wordt Theodorus Voortman voor ƒ 3.600,- eigenaar voor ⅔ deel, waarna deze in 1815 de herberg weer overdoet aan Nicolaas Kakebos, Herman Meijer en Jan Henk Meijer.
Latere eigenaars, het echtpaar Meijndert Groenendijk en Maria Margaretha Kuvel belasten ‘de herberg genaamd de Pauwentuin’, op 6 mei 1836 met een hypotheek van ƒ 1.600,-. Het bedrijf raakte echter in de 2de helft van de 19de eeuw zo in verval dat het gesloopt werd. Het buiten, later herberg, moet gestaan hebben ter hoogte van de St. Willibrordus kerk, op de hoek van de Amstel en de Ceintuurbaan.