Hofstede Trompenburg - 1730
Foto's -> Gebouwen -> Buitenplaatsen(Bron: Privé - Foto Amstelveenweb.com - 2015)
'De Hofstede Trompenburg, toe behoorende den Heer Cornelis Tromp'
Ets van Abraham Rademaker uit 'Hollands Arcadia of de vermaarde Rivier den Amstel', 1730.
Zie op de kaart, eerste foto Buitenplaatsen, de ligging onder nummer 14.
Geschiedenis van Trompenburg
(Bron tekst uit: Amstelveen acht eeuwen geschiedenis - Groesbeek)
'De Hofstede Trompenburg, toe behoorende den Heer Cornelis Tromp'
Ets van Abraham Rademaker uit 'Hollands Arcadia of de vermaarde Rivier den Amstel', 1730.
Zie op de kaart, eerste foto Buitenplaatsen, de ligging onder nummer 14.
(Bron tekst uit: Amstelveen acht eeuwen geschiedenis - Groesbeek)
Het is helaas niet gelukt de oudste geschiedenis van dit buiten te reconstrueren. Wij vertellen nu in ieder geval niets nieuws wanneer we zeggen, dat het zijn naam ontleende aan onze admiraal Cornelis Tromp, de zoon van Maerten Harpetsz. Tromp. Toen Cornelis Tromp in Amsterdam op 29 mei 1691 overleed, liet hij een vermogen na dat door de notaris getaxeerd werd op
ƒ 205.888,-. Voor de collaterale successie was dat belangrijk lager getaxeerd namelijk op ƒ 160.000,-. Meer dan de helft hiervan
ƒ 87.711,- had Tromp van zijn vrouw geërfd. Dat was Margaretha van Raaphorst, die een jaar vroeger overleed (14 augustus 1690).
Wij vertellen U dat, omdat het waarschijnlijk is dat het huis en de tuin aan de Amstel met 21 morgen land in de Buytenveldertse polder, die wij in Tromps nalatenschap aantreffen, afkomstig zijn van zijn vrouw Margaretha (die al weduwe was van Dr Jean van Hellemont). Zij was namelijk een dochter van Mathijs Willemsz. van Raephorst en Aefge Witsen (dochter van Gerrit Jacobsz. Witsen en Grietje Appelman). Na Tromps dood zien we ‘Trompenburg’ in het bezit van Anna Witsen, die nog bij haar leven ‘de hofstede van ouds genaamd Trompenburg’ verkocht aan Jan Petersz. Maar zij overleed vóórdat het transport had plaatsgevonden. Dit verzuim wordt hersteld door de heer Jacob Bakker Lestevenon, secretaris der stad Amsterdam, die gehuwd was met Maria Witsen, de enige erfgename van haar zuster Anna (8 december 1727). Hij transporteert het goed dus aan Jan Petersz., die er
ƒ 21.400,- voor betaalt. Of Cornelis Tromp het buiten nog tijdens zijn leven gesticht heeft en of hij er zelf de naam ‘Trompenburg’ aan gaf is nog niet gebleken. Het is mogelijk dat Anna Witsen dit gedaan heeft.
De koopsom die Jan Pietersz. ervoor betaalde lag stellig niet te hoog al zal hij nimmer vermoed hebben, dat zijn weduwe
ƒ 30.000,- als koopsom zou toucheren. Deze weduwe Sara Michell, had dan ook een makelaar in Amsterdam te hulp geroepen om de verkoop tot stand te brengen. De overdracht aan Jan Claus (gehuwd met Elisabeth Claver) en Hendrik Claver vindt op 11 februari 1739 plaats. Er wordt dan overgedragen ‘een hofstede van ouds genaamt Trompenburg met zijne huijzinge etc., met ziijn annexe boerewoninge en landerijen groot ± 20 morgen’.
In de volgende jaren moeten meer dan 17 morgen land afzonderlijk zijn verkocht, zodat bij de verkoop op 1 spetember 1749 nog slechts 2½ morgen resteren. Wel wordt er dan nog melding gemaakt van ‘de heerenhuizinge, speelhuijs en tuijnmanswoning’. Als koper voor een bedrag van ƒ 8.000,- treedt op Ahasverus Claver. Hij had er een koopje aan, want 2 jaar later wist hij van de heer David Jacob van Eijs ƒ 13.000,- als koopsom e bedingen. Wel lezen we in de acte, dat ‘de ornamenten, thuijncieraden en gereedschappen’ bij de koop inbegrepen waren, maar deze kunnen toch niet het enorme prijsverschil verklaren.
‘Een hofstede met zijn heerenhuizinge, coepels, thuijnmanswoning, stalling, koetshuis en lootsen, genaamd Trompenburg’ groot 2½ morgen, levert Sara Amsincq, weduwe van David Jacob van Eijs, een veertigtal jaren later ƒ 10.300,- op (12 juli 1790). Frank van der Schoor treedt dan als koper op. Een volgende eigenaar, Petrus Johannes Avendorp, te Amsterdam, verkoopt de buitenplaats voor ƒ 10.600,- aan Hendrick Bicker. Dat gebeurt in het jaar 1818. Op 18 november 1826 wordt ‘Trompenburg’ publiek geveild. Joseph Waltman, koopman te Amsterdam, wordt er dan voor ƒ 7.200,- eigenaar van. Nadat hij het huis had laten slopen, verkoopt hij op 15 juli 1828 ‘de plattegrond van de voormalige en thans geamoveerde buitenplaats Trompenburg, aan de Amsteldijk over de Weespervaart, groot 3 bunders en 10 roeden, met daarop staande koolgewassen (!), het ijzeren hek en de steiger aan de Amstel’ voor ƒ 1.600,- aan Pieter Bruijnen.
ƒ 205.888,-. Voor de collaterale successie was dat belangrijk lager getaxeerd namelijk op ƒ 160.000,-. Meer dan de helft hiervan
ƒ 87.711,- had Tromp van zijn vrouw geërfd. Dat was Margaretha van Raaphorst, die een jaar vroeger overleed (14 augustus 1690).
Wij vertellen U dat, omdat het waarschijnlijk is dat het huis en de tuin aan de Amstel met 21 morgen land in de Buytenveldertse polder, die wij in Tromps nalatenschap aantreffen, afkomstig zijn van zijn vrouw Margaretha (die al weduwe was van Dr Jean van Hellemont). Zij was namelijk een dochter van Mathijs Willemsz. van Raephorst en Aefge Witsen (dochter van Gerrit Jacobsz. Witsen en Grietje Appelman). Na Tromps dood zien we ‘Trompenburg’ in het bezit van Anna Witsen, die nog bij haar leven ‘de hofstede van ouds genaamd Trompenburg’ verkocht aan Jan Petersz. Maar zij overleed vóórdat het transport had plaatsgevonden. Dit verzuim wordt hersteld door de heer Jacob Bakker Lestevenon, secretaris der stad Amsterdam, die gehuwd was met Maria Witsen, de enige erfgename van haar zuster Anna (8 december 1727). Hij transporteert het goed dus aan Jan Petersz., die er
ƒ 21.400,- voor betaalt. Of Cornelis Tromp het buiten nog tijdens zijn leven gesticht heeft en of hij er zelf de naam ‘Trompenburg’ aan gaf is nog niet gebleken. Het is mogelijk dat Anna Witsen dit gedaan heeft.
De koopsom die Jan Pietersz. ervoor betaalde lag stellig niet te hoog al zal hij nimmer vermoed hebben, dat zijn weduwe
ƒ 30.000,- als koopsom zou toucheren. Deze weduwe Sara Michell, had dan ook een makelaar in Amsterdam te hulp geroepen om de verkoop tot stand te brengen. De overdracht aan Jan Claus (gehuwd met Elisabeth Claver) en Hendrik Claver vindt op 11 februari 1739 plaats. Er wordt dan overgedragen ‘een hofstede van ouds genaamt Trompenburg met zijne huijzinge etc., met ziijn annexe boerewoninge en landerijen groot ± 20 morgen’.
In de volgende jaren moeten meer dan 17 morgen land afzonderlijk zijn verkocht, zodat bij de verkoop op 1 spetember 1749 nog slechts 2½ morgen resteren. Wel wordt er dan nog melding gemaakt van ‘de heerenhuizinge, speelhuijs en tuijnmanswoning’. Als koper voor een bedrag van ƒ 8.000,- treedt op Ahasverus Claver. Hij had er een koopje aan, want 2 jaar later wist hij van de heer David Jacob van Eijs ƒ 13.000,- als koopsom e bedingen. Wel lezen we in de acte, dat ‘de ornamenten, thuijncieraden en gereedschappen’ bij de koop inbegrepen waren, maar deze kunnen toch niet het enorme prijsverschil verklaren.
‘Een hofstede met zijn heerenhuizinge, coepels, thuijnmanswoning, stalling, koetshuis en lootsen, genaamd Trompenburg’ groot 2½ morgen, levert Sara Amsincq, weduwe van David Jacob van Eijs, een veertigtal jaren later ƒ 10.300,- op (12 juli 1790). Frank van der Schoor treedt dan als koper op. Een volgende eigenaar, Petrus Johannes Avendorp, te Amsterdam, verkoopt de buitenplaats voor ƒ 10.600,- aan Hendrick Bicker. Dat gebeurt in het jaar 1818. Op 18 november 1826 wordt ‘Trompenburg’ publiek geveild. Joseph Waltman, koopman te Amsterdam, wordt er dan voor ƒ 7.200,- eigenaar van. Nadat hij het huis had laten slopen, verkoopt hij op 15 juli 1828 ‘de plattegrond van de voormalige en thans geamoveerde buitenplaats Trompenburg, aan de Amsteldijk over de Weespervaart, groot 3 bunders en 10 roeden, met daarop staande koolgewassen (!), het ijzeren hek en de steiger aan de Amstel’ voor ƒ 1.600,- aan Pieter Bruijnen.