Minder merels geteld in steden en dorpen van Nederland
Nieuws -> NatuurBron: Sovon
04-05-2018
Voorlopige cijfers van 2018 uit tellingen in steden en dorpen laten een afname van merels van 15% ten opzichte van vorig jaar zien. Dat is de sterkste afname sinds het begin van de telreeks in 2007. Ook in de honderden tuinen die wekelijks geteld worden via www.tuintelling.nl zien waarnemers gemiddeld iets minder merels. Zorgt het Usutu-virus voor deze afname? – meldt Sovon Vogelonderzoek Nederland dat landelijke vogeltellingen organiseert. De verzamelde gegevens vormen de basis voor natuurbeheer, -beleid en -onderzoek. Ruim 8000 vrijwillige veldmedewerkers zijn betrokken bij het verzamelen van de vogelgegevens.
Samengevat: Opvallend: 15 % minder merels geteld in stedelijk gebied, de kleinere afname in buitengebied valt binnen de jaarlijkse aantalsfluctuaties, nieuwe broedvogelrapport beschrijft langjarige ontwikkeling. De uitbraken van het Usutu-virus in de zomers van 2016 en 2017 zijn aanleiding om de aantalsontwikkeling van de merel nauwlettend te volgen. Dat doen we via drie telprojecten: met MUS en de Jaarrond Tuintelling in steden en dorpen en met het BMP-project vooral in het buitengebied. Wat valt op?
(Foto Amstelveenweb.com - 2009)
De merel (Turdus merula) is een echte tuinvogel. Op 3 augustus 2009 voert een mannetje merel in een tuin in Amstelveen zijn jonge kinderen
Broedseizoen 2018: stedelijk gebied. De eerste telperiode van MUS liep op 30 april 2018 op zijn einde. Op basis van de reeds ingestuurde resultaten uit bijna 380 telgebieden (met ieder 8-12 telpunten), die ook in voorgaande twee jaren zijn onderzocht, zijn er 15% minder Merels vastgesteld (6911) dan in april 2016 (8037) en 2017 (8111). We moeten de resultaten van de tweede periode natuurlijk afwachten, maar zo’n sterke afname zagen we, sinds de start van MUS in 2007, niet eerder bij de stadse merels. Aan de andere kant: het verschil is niet zodanig dat we van een ‘ineenstorting’ van de populatie kunnen spreken. De resultaten van de honderden tuinen die wekelijks worden geteld via de Jaarrond Tuintelling bevestigen het beeld. De gemiddelde aantallen merels per tuin liggen al sinds vorige nazomer op een lager niveau dan in dezelfde periode in voorgaande jaren. Sinds 1 maart zijn het er wekelijks gemiddeld 17% resp. 12% minder dan in 2016 en 2017. De verschillen lijken regionaal flink uiteen te lopen, met vooral in zuidelijk Nederland soms veel minder Merels.
Broedseizoen 2018: buitengebied. Het Broedvogel Monitoring Project (BMP) meet vooral buiten het stedelijk gebied. Op basis van 340 telgebieden, waarvoor de resultaten van minimaal drie telrondes al zijn ingestuurd, kunnen we een voorlopige (!) verandering berekenen van minus 4-6% ten opzichte van de maart- en apriltellingen in 2016 en 2017. Dat impliceert een beperktere afname dan in stedelijk gebied en bovendien valt de verandering ook binnen de jaarlijkse fluctuatie van de afgelopen jaren.
Usutu? De afname van merels in stedelijk gebied uit voorgaande jaren lijkt dus in 2018 (versterkt) door te zetten. In het buitengebied lijkt tegelijkertijd veel minder aan de hand. Voor meer zicht op de oorzaken, en de invloed van het Usutu-virus, is meer onderzoek nodig. Naarmate meer waarnemers hun tellingen sneller online verwerken, kunnen we een accurater beeld krijgen van actuele ontwikkelingen. We kunnen dan de tussentijdse resultaten ook verder regionaal uitsplitsen, bijvoorbeeld om te kijken in hoeverre de geleidelijke verschuiving naar het westen en noordoosten van met het Usutu-virus geïnfecteerde merels matcht met verschillen op populatieniveau.
Het Usutu-virus (USUV), dat in 1959 voor het eerst in Zuid-Afrika werd geïdentificeerd, is een opkomend zoönotisch arbovirus dat aanleiding geeft tot bezorgdheid vanwege zijn pathogeniteit voor de mens en zijn gelijkenis in ecologie met andere opkomende arbovirussen zoals het West-Nijlvirus. USUV is een flavivirus dat behoort tot het Japanse encefalitiscomplex.
USUV is gerapporteerd uit verschillende Afrikaanse landen, waaronder Senegal, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Nigeria, Oeganda, Burkina Faso, Ivoorkust en Marokko. In 1981 en 2004 zijn in Afrika slechts twee gevallen bij de mens geconstateerd, waarvan er één goedaardig en één ernstig geval is beschreven. Het virus werd in 2001 voor het eerst buiten Afrika geïdentificeerd in Oostenrijk, waar het aanzienlijke sterfte veroorzaakte onder zeevogels in Wenen. Het eerste geval bij de mens buiten Afrika werd gemeld in Italië in 2009, waar een immuun-gecompromitteerde patiënt werd geïnfecteerd met hersenontsteking als gevolg.
Sinds augustus 2016 is het zeker dat het usutuvirus ook in Nederland rondwaart. Het Erasmus MC in Rotterdam heeft het virus al bij 15 dode merels aangetoond. Enkele laplanduilen bij dierenhouders zijn ook doodgegaan aan het virus. De Vlaamse natuurorganisatie Natuurpunt heeft gemeld dat ook in België grote vogelsterfte plaatsvindt als gevolg van het usutuvirus. Inmiddels zijn er talloze meldingen van vogelliefhebbers binnengekomen over sterfte van merels en andere zangvogels of over het grotendeels verdwijnen van vogels uit tuinen. Wintervoeding voor vogels blijft op vele plaatsen grotendeels onaangeroerd.