Populaties van broedvogelsoorten in het stedelijk gebied is afgenomen
Nieuws -> InformatiefBron: CBS
07-12-2018
In de periode 1990–2017 zijn de populaties van 13 van de 20 voor de stad kenmerkende broedvogelsoorten juist in het stedelijk gebied in aantal afgenomen. De kuifleeuwerik is als broedvogel zelfs helemaal uit Nederland verdwenen. Alleen van de huiszwaluw neemt sinds 1990 de populatie toe, zowel in de stad als landelijk. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Sovon Vogelonderzoek Nederland.
(Bron CBS - 2018)
Ontwikkelingen in de populaties van de stadsvogels in Nederland tussen 1990-2017
In 2015 besloeg het stedelijk gebied in ons land 16 procent van het totale landoppervlak. Alle vogelsoorten waarvan meer dan 32 procent van de Nederlandse populatie in de stad broedt, noemen we stadsvogels. Het gaat om 20 vogelsoorten. In de afgelopen 27 jaar zijn de populaties van deze soorten in de stad gemiddeld met meer dan de helft afgenomen.
Huiszwaluw als enige stadsvogel in de lift. Veel broedvogels die afhankelijk zijn van de stedelijke omgeving of daar veel voorkomen, gaan in aantal achteruit in het stedelijk gebied. Dit geldt voor 13 van de 20 soorten stadsvogels. Onder deze soorten zijn de huismus, de kauw, de merel en de spreeuw. De kuifleeuwerik is zelfs helemaal uit ons stadsbeeld verdwenen. De populatie Europese kanaries bestond in 2017 nog uit 1 procent van het aantal in 1990.
Alleen de huiszwaluw neemt sinds 1990 in het stedelijk gebied in aantal toe. Deze toename volgt op een afname van ongeveer 80 procent in de decennia daarvoor. Van zes soorten is de populatie sinds 1990 stabiel: ekster, gaai, groenling, koolmees, pimpelmees en putter. Het aantal eksters en kauwen neemt de laatste tien jaar overigens weer toe. Daar staat tegenover dat de groenling, de koolmees en met name de staartmees de laatste tien jaar juist weer in aantal afnemen.
Landelijk toename voor zeven soorten stadsvogels. Buiten de steden groeien de populaties van sommige van deze soorten nog wel. Zeven soorten zijn sinds 1990 landelijk in aantal toegenomen. Vier soorten zijn stabiel gebleven, negen soorten gaan ook landelijk achteruit. Van acht soorten ligt de populatie-ontwikkeling in het stedelijk gebied lager dan landelijk. Dit geldt onder meer voor de putter, de zanglijster en de groenling. Voor geen enkele soort ligt de ontwikkeling in het stedelijk gebied hoger dan de landelijk trend. Dit wijst erop dat de stedelijke omgeving voor stadsvogels als broedplek minder geschikt is geworden ten opzichte van het buitengebied. Bekijk ook de werkbladen van de Vogelbescherming: Tuin- en stadsvogels herkennen (pdf 16 pagina’s)