Bijgewerkt: 9 november 2024

Risicogrenzen van bestrijdingsmiddelen bepaald voor oppervlaktewater

Nieuws ->

Bron: RIVM
07-02-2023

Het RIVM heeft voor 18 werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen risicogrenzen bepaald voor oppervlaktewater. Op basis van deze risicogrenzen kan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat normen bepalen voor de waterkwaliteit.

Voor een aantal van de stoffen zijn er aanwijzingen dat de bestaande normen het ecosysteem niet genoeg beschermen. Ook is er voor sommige stoffen nog geen norm, of is de bestaande norm verouderd. Als resten van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater komen, kan dat schadelijk zijn voor de natuur. 

Bestrijdingmiddelen bevatten schadelijke stoffen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bepaalt voor veel chemische stoffen risicogrenzen in het milieu. In dit onderzoek gaat het om 18 werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen. Deze beschermen landbouwgewassen tegen onkruid, ziekten of plagen. Resten van deze stoffen kunnen rechtstreeks of via de bodem in het oppervlaktewater terechtkomen. Bijvoorbeeld in water rond landbouwgronden. Als er meer van deze stof in het oppervlaktewater zit dan de risicogrens, dan kan dat schadelijk zijn voor de natuur.  



Sommige stoffen zijn moeilijk meetbaar. Voor 6 stoffen blijkt de nieuwe risicogrens lager dan de bestaande norm. De risicogrens is voor deze stoffen opnieuw vastgesteld, omdat de methode hiervoor is verbeterd. Ook zijn er inmiddels meer gegevens over deze stoffen bekend. Voor 7 stoffen is voor het eerst een risicogrens bepaald. Meer dan de helft van de 18 stoffen is met standaard analysemethoden moeilijk in het oppervlaktewater te meten. De stof kan dan niet getoetst worden aan de norm, terwijl ze wel in kleine hoeveelheden al schadelijk kunnen zijn. Vaak kunnen lage concentraties wel gemeten worden met een extra of uitgebreidere analyse. Bijvoorbeeld door een grotere hoeveelheid water te analyseren. 

Deel van deze stoffen moet mogelijk vervangen worden. De Europese Unie heeft een aantal van deze 18 werkzame stoffen aangemerkt als ‘Candidate for Substitution’. Dat betekent dat de stof een aantal eigenschappen heeft die ongewenst zijn. Het gaat dan om zogenoemde PBT (Persistent, Bioaccumulerend en Toxisch)-eigenschappen, die ervoor zorgen dat ze in de natuur aanwezig blijven (persistent) zich daar opstapelen (bioaccumulatief) en giftig (toxisch) zijn. In Europa mogen PBT-stoffen niet als werkzame stof in bestrijdingsmiddelen zitten. Stoffen met een combinatie van 2 van deze eigenschappen moeten zo mogelijk vervangen worden door een veilig alternatief.

Oppervlaktewater. De risicogrenzen in dit onderzoek zijn advieswaarden. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW (Infrastructuur en Waterstaat)) kan ze gebruiken om normen voor de oppervlaktewaterkwaliteit te bepalen. Deze normen geven waterbeheerders een eerste indruk of zij zich zorgen moeten maken over stoffen die zij in hun gebied vinden. 



Amstelveenweb.com is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de nieuwsberichten.