Bijgewerkt: 9 november 2024

Voor de lokale uitvoering van het Klimaatakkoord is 1,8 miljard euro nodig

Nieuws -> Informatief

Bron: Raad voor het Openbaar Bestuur
25-01-2021

Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord hebben gemeenten, provincies en waterschappen de komende drie jaar 1,8 miljard euro nodig. Dat adviseert de Raad voor het Openbaar Bestuur in het advies ‘Van Parijs naar praktijk’ dat op verzoek van minister Ollongren namens het kabinet is opgesteld. Ook adviseert de Raad om lokale, regionale en landelijke inspanningen onderling goed af te stemmen om zicht te houden op het uiteindelijke doel: 49% CO2-reductie in 2030.

Forse uitvoeringslasten Klimaatakkoord. Een groot gedeelte van de maatregelen uit het Klimaatakkoord moeten gemeenten, provincies en waterschappen (samen de decentrale overheden) uitvoeren en organiseren. Zo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het aardgasvrij maken van woningen en bepalen decentrale overheden op regionaal niveau waar de benodigde windmolens en zonneparken moeten komen. Maar hoe komen decentrale overheden aan het geld voor de uitvoering van die maatregelen? En hoe hoog zijn die kosten eigenlijk?

De Raad heeft een onderzoek begeleid van adviesbureau AEF naar de hoogte van de extra uitvoeringslasten. Na een reflectie op dit onderzoek en de beoordeling van de reacties op dit onderzoek van departementen en de koepelorganisaties VNG, IPO en UvW komt de Raad uit op forse bedragen die nodig zijn om de klimaatdoelen te halen. Voor gemeenten gaat het in 2024 om een bedrag van in totaal € 599,6 mln., voor provincies € 37,5 mln. en voor waterschappen om € 22,6 mln.

Brede doeluitkering. De Raad adviseert de kosten voor gemeenten en provincies in de periode 2022-2024 te bekostigen via een brede doeluitkering. Daarbij hebben decentrale overheden de beleidsvrijheid om zelf te bepalen wat de meest kosteneffectieve maatregelen zijn voor hun inwoners en hoeven ze niet te gedetailleerd verantwoording af te leggen over de besteding van dit bedrag. Wat betreft de waterschappen adviseert de Raad dat zij de extra uitvoeringslasten bekostigen met een verhoging van hun eigen heffingen.

Foto Amstelveen
(Bron YouTube - 2020)

drs. Kajsa Ollongren (D66) minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


Bekostiging in fasen. Op dit moment zijn er te weinig gegevens om een precieze verdeelsleutel voor de gelden te kunnen onderbouwen. Maar een voortvarende aanpak is nodig om de klimaatdoelen te halen. Om die reden adviseert de Raad een bekostiging in fasen. Voor de eerste fase (2022-2024) gaat het om een basisbekostiging die slechts globaal correspondeert met de uitvoeringslasten. Gemeenten en provincies kunnen daarmee een lokaal klimaatplan opstellen en starten met de uitvoering van bijvoorbeeld no regret-maatregelen.

Voor de volgende fase adviseert de Raad de totale uitvoeringslasten en de verdeling in 2024 te evalueren en te herijken op basis van betrouwbare realisatiecijfers, nadere invulling van de taken uit het Klimaatakkoord en verdere wettelijke en beleidsmatige ontwikkelingen. Vanaf 2025 kunnen de uitvoeringslasten dan worden verdeeld op basis van een onderbouwd inzicht in de werkelijke kosten.

Lokaal, regionaal en landelijk zicht houden op doelen. De Raad constateert nog een ander obstakel voor het in de praktijk brengen van klimaatmaatregelen. Behalve de energieregio’s van het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (RES) is er geen platform dat zorgt voor onderlinge afstemming en coördinatie van de inspanningen van decentrale overheden. Het risico bestaat dat decentrale overheden allemaal erg hun best doen, maar het zicht verdwijnt op het uiteindelijke doel: 49% CO2-reductie in 2030. Om het probleem van ontbrekende coördinatie op te lossen, adviseert de Raad dat er op drie lagen duidelijke afspraken moeten worden gemaakt wie welke taak oppakt en waar verantwoordelijk voor is: lokaal, regionaal en landelijk.

Lokaal. Op lokaal niveau werkt elke gemeente, provincie en waterschap de verschillende onderdelen uit het Klimaatakkoord uit in een plan. Dit doen ze samen met inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven.

Regionaal. De regionale structuur ondersteunt de lokale uitvoeringskracht, bundelt kennis en inkoopkracht, coördineert bovenlokale opgaven en is een platform om lokale inspanningen af te stemmen.

Landelijk. Op landelijk niveau adviseert de Raad een overkoepelend interbestuurlijk programmateam voor de decentrale klimaatopgaven. Daarin stemmen Rijk en decentrale overheden de inspanningen van alle betrokken overheden af, zodat deze leiden tot de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen. Het interbestuurlijke programmateam faciliteert ook een lerende infrastructuur, waarin overheden van en met elkaar kunnen leren. Met voldoende geld en afspraken voor afstemming en ondersteuning denkt de Raad dat decentrale overheden in staat gesteld worden om de plannen uit te voeren van het Klimaatakkoord.

Klimaatakkoord. Het Klimaatakkoord is een Nederlandse doorvertaling van het wereldwijde Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. In het akkoord staan maatregelen en afspraken tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden om gezamenlijk de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 ongeveer te halveren (vergeleken met 1990). Het is een van de meest ingrijpende transities ooit in Nederland en heeft gevolgen voor wonen, werken, verkeer en vervoer, economie, natuur, milieu en de ruimtelijke inrichting. Lees ook: 'Uitvoeringskosten van het Klimaatakkoord voor decentrale overheden in 2022 - 2030 (pdf 129 pagina’s)



Amstelveenweb.com is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de nieuwsberichten.